top of page

Zeven wandelaars en ik

​

Zeven wandelaars liepen voor mij uit.

Ik was acht, de laatste man.

In warme jassen gehuld stapten we zwijgend verder.

Pad op, pad af.

Onze adem vluchtend in de koele wind.

 

Plots bleef ik staan.

Ik zei niets.

De zeven liepen verder, ik liet ze gaan.

Zonder omkijken stapten ze verder naar de horizon.

Altijd buiten hun bereik.

​

Alles werd stil.

Ze waren verdwenen.

Geen voetstappen meer, noch gefluister.

Ik keek rond en was echt alleen.

Geen vogel was nabij.

​

Tot de avond viel.

Een man met een vriendelijk gelaat kwam naderbij.

Hij droeg een lantaarn in de hand en kwam naar me toe.

Vlak voor mij bleef hij staan.

​

Hij keek me diep in de ogen en toonde me de lantaarn.

Dit is het symbool van het Licht in jou, zei hij.

Dat Licht heeft de wereld nodig.

Draag het met je mee en breng het bij ieder die het zien wil.

​

Daarop verdween hij weer.

Nog diezelfde avond ging ik op stap.

Zonder omkijken, zonder een horizon te zoeken.

Ik keerde terug van waar ik gekomen was.

Samen met de lantaarn, het Licht in mij waarvan ik hield.

​

​

<<<

​

bottom of page