top of page

Op de bus

Echt gebeurd…

Ik was de man tussen de twee.

 

Op de bus was het altijd druk. Zeker tijdens de spits. Een jongeman, die ik al vaker had gezien, was aan de startplaats als één van de eerste opgestapt. Hij koos zijn lievelingsplaatsje uit, dat zag ik aan zijn gretige blik. Dat was helemaal achteraan, op de brede bank waar ikzelf al had plaats genomen. Hij zette zich links naast mij. Hier had hij een overzicht en dat vond hij fijn. Hij nam alles in zich op. Ook het grommende geluid van de motor dichtbij deed hem iets. Het gaf hem het zalige gevoel van meegetrokken te worden zonder de eigen spieren te moeten gebruiken. Dat gevoel kende ik ook. Het zou zo dadelijk weer gaan gebeuren. Vooral in de bochten vonden we dat leuk. Met een zwaai de weg op. Oh, heerlijke mechaniek!

 

Die avond regende het. De bus was bijna overvol. Een al wat ouder uitziende dame kwam rechts naast mij zitten. Alle banken waren nu bezet. De boekentassen van de schoolkinderen stonden in het gangetje en lieten geen vlotte bewegingen meer toe. Een dompige lucht overheerste en dat gaf een onaangenaam klam gevoel. Alle adem die geblazen werd besloeg de ruiten. Geveegd werd er dan, met de mouw van de jas. Maar de raampjes bleven troebel. Met enige moeite kon je de weg nog wel volgen maar gelukkig was die door de meesten gekend. Men kende de haltes ‘par coeur’.

 

Een heel eind verderop. Blijkbaar was voor de jongeman de plaats van afstappen niet ver meer af. Hij besloot op tijd zijn weg te banen naar de uitgang in het midden van de bus. Hij stond op maar precies op hetzelfde moment stond ook de dame rechts van mij op. Ik liet ze beiden door maar zag het aankomen. Ze botsten tegen elkaar op, keken elkaar verbaasd in de ogen en gingen weer zitten. Een treffen inclusief een terugslag. Dat moest anders. Er kon immers maar één persoon tegelijk het gangetje in. De jongeman besloot het nog eens te proberen. Daar was hij, juist op het moment dat het mevrouwtje ook rechtkwam en ze botsten weer. Opnieuw keken ze elkaar aan, nu al wat wreveliger, en gingen terug zitten. Verdorie! Wat een synchroniciteit! Daar stond ik van te kijken. Ik voelde dat de jongeman zich ongemakkelijk begon te voelen. Uiteraard vanwege de idiotie van het gebeuren. Hij keek even naar mij en vreesde een geamuseerd lachje op mijn gezicht te vinden. Maar ik liet blijken dat het voor mij noch amusement, noch een last was. De jongeman veerde geïrriteerd een derde keer recht, maar geloof het of niet, ook de dame herrees . Weer hetzelfde scenario. Ze botsten arm tegen arm en van pure ontsteltenis gingen ze allebei wéér zitten. Bijna grommend had mevrouw nu een snedige blik naar de jongeman geworpen. Ze was duidelijk overprikkeld omdat zo een jonge snaak het aandurfde haar brutaal en moedwillig de weg te versperren.

 

Omdat de halte waar de jongeman wou afstappen naderde stond hij snel weer recht. Nu blijkbaar met het vaste besluit door te zetten. De bus vertraagde al. Hij wilde er komaf mee maken. Bots! Het was niet te geloven! Ook mevrouw was daar weer en zij gaf deze keer ook niet toe. Wat een vertoning, dacht ik. Het werd een geduw van jewelste. Zonder dat er woorden werden gewisseld, bleven ze seconden lang in een soort van patstelling staan. Geen terugslag deze keer. Wel een aandoenlijk zicht. Met een laatste forse duw wrong de jongeman zich vrij en belandde vervolgens met één voet bruusk bovenop een boekentas. Tenminste een malse steun, anders was hij voorover gevallen. Hij was er door! Eindelijk verlost van die mevrouw. Nu nog over en langs alles wat in de gang gestapeld stond. Na noodzakelijkerwijze nog op tenen en veel boekentassen getrapt te hebben, kwam hij holderdebolder aan de uitgang. Juist op tijd, zag ik! Daar sisten de deuren al open en zonder nog achterom te kijken sprong hij naar buiten. Oef! Ik zag hem naar adem happen. Hij draaide zich om en aan zijn gezicht merkte ik dat hij zich verbaasde dat die mevrouw hem niet na kwam. De deuren gleden toe en de bus vertrok weer.

 

Vaag moet hij nog halverwege het gangetje het silhouet van die mevrouw hebben gezien. Ze ploeterde nog altijd met de grootste moeite over de boekentassen heen. Geen van die jonge snaken maakten aanstalten om het haar wat gemakkelijker te maken. Arme mevrouw, het was blijkbaar haar dagje niet. Aan de volgende halte kon ze dan toch uitstappen. Buiten gekomen blies ze boos een haarlok uit haar gezicht en schikte met een snok haar pelsen jas weer op zijn plaats. Oef! Wat een leven, moet ze gedacht hebben.

<<<

bottom of page