top of page

Drie fantomen

Onverwachts en gemeen draaide de hele kamer rond...

Een knijpende vuist perste mijn hersenstam,

Onontkoombaar en bruut.

Ik tolde en viel op de grond,

Helder waarnemend,

Maar immens machteloos en eindeloos ijl,

Bevend in koud zweet.

 

Een onzichtbare kracht hielp me overeind...

Weg van die grote drempel

Ik wilde niet sterven

...

 

Een andere kamer zwierde een volgende keer...

Geketend aan dezelfde waanzinnige greep,

Bonkte ik tegen de grond.

Maankracht, zonnekracht of Elementalen,

Ik had geen flauw besef.

Mijn voorhoofd bloedde,

Badend in misselijkheid.

 

Hetzelfde lichtwezen hielp mij recht...

Ik leefde, dat besefte ik.

Ik wilde blijven, maar wist niet voor hoelang.

...

 

De woonkamer zwiepte weg in een derde keer...

Weer die klemvaste tang in mijn achterhoofd.

Links draaiende muren, nergens houvast,

Zomaar opgetild vanuit de zetel,

In een wijde boog smakte ik op de vloer.

Ik vloekte... ja, deze keer vloekte ik,

Om die verdomde weerloosheid.

 

Dezelfde liefdevolle moeder hielp mij recht.

Zachte vingers betastten mijn bloedend voorhoofd.

Ik liet haar begaan.

Ik twijfelde noch vocht of vluchtte.

Ik bleef en kreeg een nieuw leven.

<<<

bottom of page